Ongediertebestrijding Rotterdam
Ongediertebestrijding Rotterdam

We zitten op ons terras of in het gras, te genieten van het mooie weer. En daar zijn ze weer: mieren. Mieren komen over de hele wereld voor, en er zijn honderden verschillende soorten. Omdat we onze huizen zo goed verwarmen, hebben een aantal tropische mierensoorten zich in Nederland gevestigd, vooral omdat we ze overal in laten komen!

Mieren zijn een voorbeeld van een sociaal levend wezen. Dit houdt in dat ze allemaal samenleven en een gelijkaardig doel voor ogen hebben. Koninginnen, werksters en mannetjes zijn enkele van de wezens die in een mierennest worden aangetroffen. De productie van eieren is de verantwoordelijkheid van koninginnen, die ook bekend staan als eierleggende vrouwtjes. Werksters daarentegen zijn alle onvruchtbare vrouwtjes.

De vrouwelijke mieren werken in de kolonie, voeden larven, bouwen nesten en brengen jonge koninginnen groot. De enige functie van de mannetjes is het bevruchten van de jonge koninginnen, zodat zij eieren kunnen gaan produceren. Maar hoe zit het met die “vliegende mieren”? Bij de meeste mierensoorten hebben zowel de koningin als het mannetje te allen tijde vleugels. En wat veel mensen als vliegende mieren beschouwen, zijn eigenlijk mannetjes- en koninginnen tijdens hun “huwelijksvlucht”

Nederland herbergt een verscheidenheid aan mierensoorten. De mieren die het vaakst worden aangetroffen en gerapporteerd, zijn de wegmier, de glanzende bosmier en de faraomier.

De Wegmier

De wegmier is een van de meest voorkomende en bekendste soorten. De mierennesten van deze soort worden vaak ontdekt in tuingrond, onder stenen of betegeling in tuinen. Het gemiddeld aantal mieren per nest varieert van 10.000 tot 20.000.

De larven van straatmieren eten een verscheidenheid aan voedsel. Kleine insecten, bloemennectar en suikers behoren daartoe. Ze eten ook bladluizen, die ze “melkkoetjes” noemen Ze doen dat vanwege de kleverige afscheiding die bladluizen produceren. De werksters leggen vaak lange afstanden af om hun voedselbron te bereiken, waarbij ze hun eigen geursporen als gids gebruiken.

De koninginnen van de wegmier overwinteren in de winter en gaan in de lente weer eieren leggen. De koningin voedt de larven tot ze volgroeid zijn en klaar om te verpoppen, waarna ze ophoudt met voederen. Uit deze poppen ontwikkelen zich de werksters. Het is de taak van de werksters om voor voedsel en nieuwe eieren te zorgen. Mannetjes en nieuwe koninginnen kunnen ook worden waargenomen tegen het einde van het seizoen.

Beide soorten hebben doorschijnende vleugels waarmee ze uit het nest opstijgen en paren terwijl ze in alle richtingen uitvliegen. De mannetjes vergaan na de paring, maar de vrouwtjes verliezen hun vleugels. De vrouwtjes of nieuwe koninginnen overwinteren dan in een nieuw nest om hun cyclus te beginnen, en de koningin van de wegmier is meestal de enige koningin in de kolonie.

De glanzende houtmier

Deze mierensoort komt veel voor in bossen, parken en tuinen. Ze kunnen echter ook worden aangetroffen in kruipruimtes of zelfs in de binnenspouwmuur van een gebouw. De glanzende bosmier is een unieke mierensoort omdat hij zijn eigen nest niet bouwt. Vaak nemen ze de kolonie van een andere miersoort over en dwingen de onderworpen werksters zich te onderwerpen aan de koningin van de glanzendhoutmier.

Op een gegeven moment zullen de oorspronkelijke bewoners van de mierenheuvel verdreven worden of vergaan. Uiteindelijk zal er een mierennest overblijven, dat enkel bestaat uit glanzende bosmieren. Dit nest kan tot 20 jaar blijven bestaan, wat op zich al een hele plaag is.

De kolonie van de glanzende bosmier kan één koningin of vele koninginnen bevatten. In dat geval kan de mierenkolonie uitgroeien tot een miljoen werksters. Het mierennest bestaat uit verschillende kamers die worden gebruikt als opslagplaats voor eieren, larven en voedsel. De glanzende houtmieren bouwen hun nesten bij voorkeur in boomstronken of funderingen van gebouwen. Dood hout of gefabriceerd hout kan ook als aanvaardbare nestplaats worden gebruikt. Werksters knagen gaten in bomen om de wanden van de kamers en het gangenstelsel te creëren.

De mieren lijken niet actief te zijn tijdens de wintermaanden. Toch is er meestal activiteit tijdens de wintermaanden als ze worden gehouden in verwarmde ruimtes of ruimtes met minder kille temperaturen. Denk bijvoorbeeld aan een kruipruimte. De werksters van de rode bosmier worden in het voorjaar zeer actief en gaan op zoek naar voedsel om de pasgeboren mieren, larven en koninginnen te voeden.

Ze deinzen er niet voor terug om onze huizen binnen te dringen, dus komen we regelmatig grote kolossen tegen in onze keukens. Als u deze mierensoort hebt, moet u het voedsel goed afgesloten bewaren en het servies ’s nachts niet buiten laten staan.

Faraomier

Deze mierensoort kwam vroeger alleen in de tropen voor. Door de import van tropische flora en een exponentiële groei van transporten vanuit tropische landen worden ze nu veelvuldig in Nederland aangetroffen. Wij van onze kant zijn verantwoordelijk voor hun verspreiding. We halen dagelijks steeds meer planten uit de tropen in huis.

De faraomier is een van de moeilijkste mieren om te bestrijden, en vereist een hoge mate van vaardigheid. Als u te maken heeft met een plaag en de mieren bestrijden wilt, raden wij u ten zeerste aan contact op te nemen met een professionele bestrijder zoals OngediertebestrijderRotterdam.nl.

De faraomier is een kleine mier die, in vergelijking met andere mieren in Nederland, vrij groot is. Ze zijn over het algemeen bruingeel van kleur met een zwartgekleurde achterlijfspunt en een donkergekleurde kop. Hoewel het oorspronkelijk aaseters waren, zijn ze nu te vinden in suikers, brood, jam, marmelade en vleesproducten.

Deze mierensoort bouwt graag een kolonie op een warme plek. Denk maar aan radiatoren, fornuizen en ovens. Het mierennest is daarentegen moeilijk te ontdekken. Het is belangrijk op te merken dat faraomieren vaak veel koninginnen in hun nest hebben, maar het belangrijkste voordeel is dat de koninginnen geen bruidsvlucht maken zoals de vorige twee mierensoorten.